Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6194

Datum uitspraak2006-07-12
Datum gepubliceerd2006-08-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers06-5764
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Op basis van de thans voorhanden stukken en het verhandelde ter zitting moet het er voor worden gehouden, dat de brief van 14 juni 2006 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Awb. Gebleken is dat verweerder in zijn hoedanigheid van eigenaar van de betreffende gronden het verzoek d.d. 14 juni 2006 aan verzoekster heeft gericht en er geen sprake is van het gebruik van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Naar verwachting zal gelet op het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, Awb het bezwaar tegen hetgeen verzoekster aanmerkt als bestuursdwangaanschrijving niet-ontvankelijk worden verklaard. Verzoek afgewezen


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 06/5764 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juli 2006 in de zaak van: [verzoekster], wonende te [woonplaats], verzoekster, tegen: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder. Tegenwoordig: mr. I.M. Ludwig, voorzieningenrechter, en mr. J. Poggemeier, griffier. Zitting: 12 juli 2006 Verschenen: Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. F.J. Seldam. Verweerder is vertegenwoordigd door drs. M.F. Wolf en mr. M.J. Drijfholt, beiden werkzaam bij de gemeente Velsen. Het geschil betreft het verzoek van verweerder d.d. 14 juni 2006 gericht aan verzoekster om de illegale bouwwerken te verwijderen die zich achter haar woonwagen bevinden op gronden welke in eigendom toebehoren aan de gemeente Velsen. Bij mondelinge uitspraak van 12 juli 2006 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Daartoe is het volgende overwogen. Op basis van de thans voorhanden stukken en het verhandelde ter zitting moet het er voor worden gehouden, dat de brief van 14 juni 2006 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gebleken is dat verweerder in zijn hoedanigheid van eigenaar van de betreffende gronden het verzoek d.d. 14 juni 2006 aan verzoekster heeft gericht en er geen sprake is van het gebruik van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Naar verwachting zal gelet op het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, Awb het bezwaar tegen hetgeen verzoekster aanmerkt als bestuursdwangaanschrijving niet-ontvankelijk worden verklaard. Onder deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter geen andere keuze dan het verzoek af te wijzen. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, (griffier) (voorzieningenrechter) afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.